Dialect en gevoel

 

Henk Muileman

Vroeger woonde opoe bij ons gezin in huis. Zij praatte altijd plat. Mijn ouders spraken zowel Nederlands als plat met ons. Dus op de lagere school had ik geen enkele moeite met het overschakelen van dialect naar Nederlands.

Van opoe herinner ik me nog een aantal woorden die ik nu bijna nooit meer hoor: Een sleefken, umsglieks, een deurslag, temee, toeken wekke. En "I'j mot goed aeten jongs, anders gao'j dood."

Opoe was van 1901 en had de arme crisistijd van de dertiger jaren met 'emaakt. Eten weggooien was voor haar ondenkbaar. "Toe, jongens, et nog!" En als niemand meer lustte at ze het zelf maor op. Want weggooien is zunde! Met Paosen met z'n allen eieren aeten. Een grote panne met gekaokte eieren op taofel. Er zat een te zacht gekookt eitje tussen, net snot! Iedereen gruwde er van. "O geef maar hier," zei opoe, en ze slurpte het zo op. Want weggooien.....! 

Ook mijn ooms en tantes en de meeste buren spraken dialect in mijn jeugd. En als je boodschappen moest doen bij tante Mina van de bakker werd er plat gepraat. Op school niet, en bij sommige vriendjes thuis ook niet.

Later, op de middelbare school en op de PA in Deventer, speelde het plat praten voor mij geen rol meer. Alleen thuis sprak ik het. Het was meer een taal voor oude mensen, voor mijn gevoel.

Toen ik een jaar of 18 was hoorde ik tijdens het Popfestival in de Lochemse Zandkoele ineens weer dialect: 

"Ik zat laatst te drieten op de plee" heurden ik zingen. En "Hels as een jachthond", "O Alie", "Oerend hard". Bennie Jolink bracht met de band Normaal het dialect terug bij de jongeren, en het beleefde een revival.

Later, toen ik schoolmeester werd in Almen kwam het dialect bij mij opnieuw aan bod. Allereerst tijdens de 10 minuten gesprekken. Zonder er erg in te hebben sprak ik met ouders dan dialect of schakelde ik ongemerkt over naar het Nederlands. Ik realiseerde mij dat pas naderhand. Met het spreken van dialect kom je dichter bij elkaar, merkte ik. Dialect spreken maakt dat je je vertrouwder en veiliger voelt ten opzichte van elkaar, je voelt je vrijer om je te uiten.

Om af en toe met mij dialect te spreken in de klas, was er voor de kinderen gevoelsmatig een hoge drempel. Het "hoort" niet, sommigen vinden het gek, het voelt raar! Er waren maar weinig kinderen die nog thuis dialect spreken. Ik kreeg in het begin dan ook niet veel respons van de leerlingen. 

Tótdat ik dialectliedjes met ze ging zingen: "Beernd van Kuiperi'j" van Boh Foi Toch bijvoorbeeld. En "Ik zol wiln" van Dianne Marsman en Jan Ottink. Nu viel de gevoelsdrempel weg en er werd naar hartenlust meegezongen.

Het Erfgoed Centrum Achterhoek Liemers, ECAL, vroeg mij enkele jaren geleden om mee te werken aan "Wiesneus". Dat is een dialectprogramma voor de basisscholen. Ik heb toen heel wat liedjes vertaald in het Achterhoekse dialect, en die werden dan op de basisscholen gezongen. Inmiddels is het Wiesneus project jaarlijks een groot succes op de Achterhoekse scholen.

Enkele jaren geleden verscheen "Tante Riekie's Onmundig Mooie Verhalenboek", uitgegeven door de Zwarte Cross. Het staat vol met verhalen voor kinderen, in het Achterhoeks. Ik heb er heel wat uit voorgelezen. Later ging ik ook zelf korte verhaaltjes en gedichten schrijven in het dialect. Deze zijn op mijn website www.kiekdan.com te vinden.

Op een dag, ik was inmiddels vervroegd met pensioen gegaan, vroeg een kennis aan mij of ik wilde spreken op de crematieplechtigheid van zijn broer. "Maar in 't plat!" zei hij er nog bij. Het was een vraag die ik nog nooit eerder had gehad, en zomaar op mijn pad kwam! Spontaan antwoordde ik dat ik dat wel wilde doen. Want ik voelde meteen dat dit iets is wat helemaal bij me past.

We hebben met zijn tweeën een avond om tafel gezeten om een goed en eerlijk verhaal te maken. Ik heb het later uitgewerkt en ter correctie opgestuurd. Ook ging ik aan de slag met het uitzoeken van de muziek die afgespeeld zou worden. En nam ik contact op met de uitvaartondernemer om te overleggen over de plechtigheid. Op de dag zelf verliep alles prima. We hadden te maken met de strenge corona regels, dus mondkapjes, ten hoogste 30 aanwezigen, afstand houden, enzovoort. Na afloop, en ook later nog, kreeg ik bedankjes en complimenten van de nabestaanden en van de uitvaartondernemer voor mijn bijdrage. Zelf had ik er ook een heel goed gevoel over. Ik zou dit wel vaker willen doen. Omdat ik als uitvaartspreker veel kan betekenen voor mensen die afscheid moeten nemen van een naaste.

Met die gedachte liep ik een week of zes rond, en toen bedacht ik: Ik ga hiermee iets ondernemen. Waarom niet? Ik heb niets te verliezen!

Dus ik ben me gaan verdiepen in het uitvaartspreken, heb gesprekken gevoerd met uitvaartondernemers en liep me voorlichten over het opzetten van een eigen bedrijfje.

Ik bouwde mijn website www.henkmuilemanuitvaartspreker.nl en schreef me in bij de Kamer van Koophandel.

Vervolgens ging ik op zoek naar promotie in de plaatselijke pers, liet visitekaartjes maken, er kwam een Facebookpagina en ik zorgde dat ik op Google makkelijk te vinden ben.

Af en toe vraagt men mij of de afscheidstoespraak ook in de streektaal kan. Omdat het past bij de overledene, omdat het goed en vertrouwd voelt. De afscheidstoespraak doe ik dan ook in het Nederlands of in de Gelderse streektaal. Behalve het schrijven en uitspreken van de afscheidstoespraak verzorg ik desgewenst ook de volledige uitvaartdienst.

Tijdens de gesprekken met de nabestaanden, of met iemand die zelf zijn of haar uitvaart wil vormgeven spreken we vaak dialect. Je merkt dat meteen bij het kennismaken al, of er dialect of Nederlands wordt gesproken.

Al zijn er tussen de verschillende plaatsen en streken in de Achterhoek en Liemers verschillen in het dialect, toch zijn de overeenkomsten groter. Hendrik Jan Bökkers, de voorman van rockband Bökkers, vertelde hierover onlangs in een artikel van dagblad de Stentor. Hij verhuisde van het Sallandse Raalte naar Ruurlo in de Achterhoek. Echter liggen beide plaatsen in het Nedersaksische taalgebied. Bökkers zegt hierover: "Ik reis al 25 jaar lang voor optredens door heel Nederland en ik weet intussen aardig wat de aard van de beestjes is. Salland, Twente en de Achterhoek, dat is nagenoeg allemaal hetzelfde volk."

Vorig jaar werd er door het Erfgoed Centrum Gelderland en Liemers een "zorgzakboekje" gepresenteerd: "Eerste Hulp bi'j Plat Praoten". Studenten "Verzorgende IG" van het Graafschap College in Doetinchem kregen dat uitgereikt door Diana Abbink, projectleider bij het ECAL. De studenten vertelden tijdens de uitreiking dat ze tijdens hun stage in een zorgcentrum eerder een vertrouwensband ervaren als ze aanhaken bij het dialect dat de oudere spreekt. Ook als de student zelf niet dagelijks dialect spreekt begrijpen ze het wel. En als ze een client begroeten met "Moj" in plaats van "Goedemorgen" is de goede toon al gezet. Het zorgzakboekje helpt hen verder op weg.

Diana Abbink vertelde dat uit universitair onderzoek is gebleken dat voor veel mensen in een verzorgingstehuis het enorme meerwaarde geeft als ze in hun streektaal worden aangesproken. 

Je eigen taal klinkt natuurlijk altijd vertrouwd in de oren, zeker als je wat ouder of ziek bent en als je je vertrouwde plekje hebt moeten inruilen voor een zorgcentrum. 

Zelf ervaar ik tijdens het gesprek met nabestaanden dat door het spreken in dialect de drempel om vertrouwelijke dingen op tafel te brengen wat minder hoog is. Het is namelijk nogal wat, je bent tenslotte voor die mensen een vreemde die van alles krijgt toevertrouwd, om daarvan een goed verhaal te maken dat recht doet aan de overledene.

Het gebruik van dialect verandert niet de situatie, maar het voelt makkelijker om erover te praten.